U bent hier
Vlamingen ritsen verkeerd bij wegenwerken
Er is een wettelijk kader voor het ritsprincipe in de maak. Vlaams parlementslid Lies Jans (N-VA) stelde Vlaams minister van Mobiliteit Hilde Crevits (CD&V) hierover een parlementaire vraag. In het kader van de besprekingen rond de nieuwe verkeersreglementering voerde Crevits over het principe al overleg met haar federale collega. Ritsen is in theorie een vrij eenvoudig principe. Automobilisten die op het resterende, vrije rijvak rijden, laten elk om beurt een voertuig invoegen dat op het rijvak rijdt dat wordt afgesloten. Beide rijvakken schuiven zo in elkaar, als een ritssluiting. Het invoegen gebeurt in optimale omstandigheden aan de ‘flessenhals’ zelf, het punt waar de wegversmalling begint. Hierdoor wordt immers de volledige wegcapaciteit benut, waardoor het verkeer vlotter verloopt.
Met de vele wegenwerken die er de komende jaren nog volgen, wil Lies Jans de problematiek van het ritsen terug onder de aandacht brengen. ‘Een optimale toepassing van het ritsen is bij werken immers cruciaal voor een vlottere doorstroming.’
Veiligheid
In de praktijk blijkt het ritsen, ondanks aanwijzingsborden, in ons land nog niet goed ingeburgerd. Tot aan de wegversmalling rijden en vervolgens invoegen, wordt vaak als asociaal rijgedrag gezien. Nochtans is dat de manier om optimaal gebruik te maken van de wegcapaciteit. Minister Crevits geeft in haar antwoord toe dat dit principe in Vlaanderen niet correct wordt toegepast.
Een wettelijk kader over het ritsprincipe zal verder volgens de minister de verkeersveiligheid op de Vlaamse wegen, en specifiek bij wegenwerken, verhogen. Crevits bevestigt dat in het ontwerp van nieuwe verkeersreglementering een bepaling zit dat ter hoogte van de rijstrookvermindering of ‘flessenhals’ voorrang moet verleend worden aan één bestuurder die rijdt in de rij(strook) waar de inrichting of hindernis zich bevindt. Lies Jans wijst er nog op dat het voor de implementatie van dit nieuwe verkeersreglement nog wachten is op de federale overheid. “Al zien wij deze bevoegdheid natuurlijk liever in Vlaamse handen. Dan hadden we hier al werk van kunnen maken.”